Deze vogel heeft me een prachtige zomer bezorgd

Zeearend bij het Beuven weer vertrokken

Eind mei 2019 kreeg ik te horen dat er een zeearend was gesignaleerd bij het Beuven op de Strabrechtse heide. Uiteraard ging ik meteen de volgende ochtend al voor het licht werd op pad om op zoek te gaan naar deze bijzondere roofvogel. Geen zeearend. Ook de volgende ochtend en de ochtend daarna was ik er weer, maar geen zeearend. De vierde ochtend was het wel raak.

 

Mijn geluksdag

Op 9 juni zag ik hem voor het eerst. Hij zat op het eilandje midden op het Beuven, in het topje van de kale boom. Vanuit de vogel-kijkhut op zo’n 300 meter afstand. Als vogelaar ben je daar even stil van. Wat een enorm grote vogel. Bijna roerloos zat hij daar, alleen zijn hoofd bewegend van links naar rechts. Af en toe werd hij aangevallen door wat kraaien die deze vreemde vogel wel eens uit wilden testen. Het deed hem niet veel. Het werd een geluksdag. En zeker omdat er op diezelfde ochtend ook nog een Visarend in dezelfde vijver kwam vissen en er een wespendief overvloog.

Ik zeg steeds ‘hem’ of ‘hij’ maar ik weet niet zeker of het een ‘hij’ is. Het verschil tussen mannetje en vrouwtje is nagenoeg niet te zien. Hij komt bij mij over als een ‘hij’ dus daar hou ik het voorlopig op. Hij heeft een volwassen verenkleed dat duid op een leeftijd van vier tot vijf jaar. Daarvan heeft hij alle kenmerken. Een witte staart, lichte hals en kop en gele snavel. Aldus mijn vogelgids. Met een spanwijdte van dik over de twee meter overtreft hij ruimschoots alle andere roofvogelsoorten in Nederland.

Uiteraard was ik er de dag erna weer. Wederom zat hij in het topje van de boom op het eilandje. Door de zeer lage waterstand zijn de lepelaars, die daar vorig jaar nog hebben gebroed, verdwenen. Ook de aalscholvernesten zijn dit jaar niet bewoond. Meneer heeft het rijk alleen en zo kijkt hij ook rond. Af en toe vliegt hij op en strijkt dan neer aan de waterkant. Her en der liggen prooien waar hij dan van eet. Vis, watervogels en aas staan op zijn menukaart.

Een maand lang ga ik minimaal drie keer per week naar het Beuven om mijn vriend te gaan bekijken, te fotograferen en te filmen. Hij heeft inmiddels meer vrienden want de vogelkijkhut wordt steeds drukker bezocht. Uit heel Nederland komen vogelaars met enorme camera’s met telelenzen om de vogel te platen. Oftewel vast te leggen op de gevoelige plaat. Ik moet steeds vroeger thuis vertrekken om ze voor te zijn en mijn plekje in de hut veilig te stellen. Hij lijkt een vaste bewoner te gaan worden.

 

Afscheid

Dan begint mijn vakantie. Over een week ga ik naar Hongarije om, drie maal raden, vogels te kijken, maar tot die tijd geniet ik nog bijna dagelijks van alles wat er op en aan het Beuven te zien is. Ik zie reeën, vossen en zwarte ooievaars. Torenvalken die staan te bidden boven het bijna drooggevallen ven, slechtvalken die de ganzen de stuipen op het lijf jagen en boomvalken die de raarste capriolen maken om libelles uit de lucht te vangen. Maar ik moet vertrekken dus zeg ik met pijn in mijn hart mijn vriend gedag, in de hoop dat hij mij over een kleine 3 weken vraagt hoe mijn vakantie is geweest.

In Hongarije heb ik de Hortobágy bezocht. Een van de beste vogelgebieden van Europa. Daar zag ik meerdere malen familie van mijn vriend, maar ook andere arend soorten zoals de keizerarend, schreeuwarend en slangenarend. De sakervalk en roodpootvalk kreeg ik ook voor de lens. Zo’n 125 vogelsoorten heb ik kunnen waarnemen in Hongarije. Regelmatig gingen mijn gedachten ook naar mijn vriend op het Beuven.

 

Weer thuis 

Na twee dagen autorijden kom ik weer aan in Geldrop. Zo’n 1.600 Kilometers achter de kiezen. Een nacht goed slapen en dan natuurlijk, je raadt het al, naar het Beuven. En ja, gelukkig, ik kan heel mijn verhaal aan hem kwijt. Verdorie, hij moet het met nog minder water doen. Ik maak me zorgen over de lage waterstand en vraag me af wanneer het ven helemaal droog zal staan. En zal hij dan blijven. Voorlopig zit hij er nog en zit de hut nog dagelijks vol met zwaar geschut, gericht op ‘de zeearend’.

Op 27 augustus ben ik al vroeg in de ochtend in de hut. De zeearend is vrij onrustig. Vliegt dan eens hier naar toe en dan weer eens naar daar. Ik kan nog mooi wat vliegbeelden schieten. Zo rond half tien vertrekt hij zoals vaker gebeurt. De dag erna, het is nog steeds mooi weer dus wederom vroeg uit de veren. Hij is er niet. O. Dan ’s avonds ook nog maar eens gaan kijken. Maar nee. Ik zoek contact met een mede vogelaar met de vraag of zij hem nog heeft gezien. Het antwoord is nee. Dat houdt zo een aantal dagen aan en voorzichtig trekken we de conclusie dat hij is vertrokken. Mijn vriend is weg. En of hij nog terugkomt?

 

Een prachtige zomer

Deze zomer was ik in de ban van de zeearend. Ik ben zo’n 25 keer naar hem gaan kijken. Dat is 25 maal 18 kilometer op en neer met de fiets dus in totaal 450 kilometer. Ik had het er voor over. Deze zomer zal ik niet snel vergeten. Ik dank alle aardige mensen die ik in de vogelkijkhut ben tegengekomen. Wat heb ik een mooie hobby en wat maak ik veel vrienden.